Goed beschouwd is er geen touw aan vast te knopen, aan wat een kind wil.
Het ene moment moet je de veters nog strikken, het andere kan het dat ‘allang’ zelf. Willen ze bij de ene huilbui niets liever dan hun snotneus in je mouw duwen, bij de volgende moet je ‘alsjeblieft’ weg, hun kamer uit.
En zelf, wat verlang je zelf eigenlijk van je ouders nu je volwassen bent? Dat ze geïnteresseerd vragen naar je nieuwe baan – maar niet als je na een lange werkdag net met de krant op de bank ploft? Dat ze wel op de kinderen passen, maar zich niet met de opvoeding bemoeien?
Opvoeden, het is moeilijk om het goed te doen. Maar het is wel belangrijk om het goed te doen. Belangrijker dan ooit.
Want een kind dat zich veilig voelt bij zijn ouders, veilig genoeg om zelf op onderzoek uit te gaan, veilig genoeg om te zijn wie hij is, boos of blij, om te spreken wanneer hij iets te vertellen heeft en te zwijgen wanneer hij stil wil zijn, heeft een fundament onder zijn leven dat geen storm omver kan rukken.
Maar de mogelijkheid om dat fundament te creëren, wordt bedreigd. Terwijl de stormen steeds harder waaien. Psycholoog en hoogleraar gezinstherapie Jim Furrow: ‘Meer en meer gezinnen vallen uit elkaar. We hebben het druk. En het leven wordt steeds ingewikkelder.
Vroeger waren gemeenschappen kleiner, was alles duidelijker en vertrouwder, tegenwoordig handelen we met de hele wereld. En er is van alles in die wereld wat we niet begrijpen. Dat maakt angstig. En angst kan een goede hechting in de weg staan.’
Onze eigen angsten en onzekerheden: naast gebrek aan tijd zijn het de grootste bedreigers voor de veilige basis die elke ouder zijn kind wil bieden. Als één ding naar voren komt uit de gesprekken met Furrow en de Nederlandse psychotherapeut Berry Aarnoudse, dan is dat het. Dat, plus het goede nieuws dat het nooit te laat is om er iets aan te doen.
Een huis vol ruzies en stiltes
Die belofte huist in de lessen uit Emotionally focused family therapy (EFFT), een gezinsvariant op de zeer succesvolle Emotionally focused couple therapy voor stellen. Die therapie is ontwikkeld door relatietherapeut en hoogleraar klinische psychologie Sue Johnson.
Zij ontdekte een patroon in de ruzies en meningsverschillen van haar cliënten met relatieproblemen, en zag dat ze allemaal op zoek waren naar één ding: emotionele verbondenheid. Het veilige gevoel bij hun partner terecht te kunnen, met wat dan ook, en door de ander gezien te worden.
Gehechtheid zoals kinderen die bij hun ouders zoeken. Johnson richtte haar therapie in op die behoefte, en boekte ongekende resultaten. 70 tot 75 procent van de mensen met relatieproblemen loste hun conflicten op met EFT- en wist hun hervonden verbonden gevoel ook vast te houden, bleek uit follow-up onderzoeken na twee jaar.
Waarom zou je gezinnen waar geruzied of gezwegen wordt niet hetzelfde leren? Als die veiligheid ergens van belang is, dan is het tussen ouders en hun kinderen tenslotte. Zou het misschien kunnen dat de verbondenheid in deze gezinnen verstoord is door vergelijkbare emotionele blokkades?
In EFFT, de familievariant dus, probeert een therapeut de emotionele relatie tussen gezinsleden te herstellen. Twee patronen komen in getroebleerde gezinnen vaak voor: de ouders zijn heel kritisch geworden op het kind, of ze zijn juist helemaal niet beschikbaar. De kinderen reageren daar op hun beurt weer op door zich terug te trekken of juist herrie te schoppen.
Samen met de therapeut wordt onderzocht welke verlangens en behoeften onder het gemopper of de stilte liggen. Wat maakt dat een kind zich is gaan afsluiten voor de ouders? Wat maakt dat een ouder zo fel reageert op het kind?
Beetje bij beetje wordt de houding van ouders en kinderen ‘zachter’ gemaakt, waardoor het voor de gezinsleden makkelijker wordt elkaar te bereiken. Zo wordt de veiligheid in het gezin vergroot en komen ouders en kinderen dichter bij elkaar.
Ruimte voor alle gevoelens
Het belangrijkste wat je daarvoor als ouder moet leren, is responsief en ontvankelijk te zijn. Berry Aarnoudse, die als psychotherapeut is gespecialiseerd in relatie- en gezinstherapie: ‘Responsief en ontvankelijk zijn, dat betekent dat je betrokken bent bij je kind, dat je oog hebt voor wat er in je kind omgaat. Een responsieve ouder laat merken dat hij zijn zoon of dochter echt ziet. En hij laat weten dat het kind bij hem terecht kan.’
In de maanden na de geboorte betekent dat: reageren op huilen door te troosten of voeden. Maar ook vertellen wat het kind ziet: ‘Dat is een hond. Ik zag jou schrikken van het blaffen, dat is best een hard geluid hè.’
En naarmate het kind opgroeit, gaat het over het opmerken van verdriet, van opgetogenheid of boosheid, en het kind helpen die gevoelens te begrijpen. ‘Ik zie dat je met tranen in je ogen thuiskomt. Wil je me vertellen wat er gebeurd is?’ Een responsieve ouder begeleidt het kind zo bij het reguleren van zijn of haar emoties.
Aarnoudse legt uit hoe belangrijk het daarbij is dat er ruimte is voor alle gevoelens van een kind. ‘Een van mijn cliënten was als kind met haar moeder bij de huisarts geweest vanwege haar somberheid. De huisarts had geadviseerd wat meer samen te doen.
"Hoe veilig gehecht je zélf was, bepaalt mede hoe responsief en ontvankelijk je op je eigen kind kunt reageren"
-
Eenmaal buiten stak de moeder haar arm door die van haar dochter en zei: “Kom, we gaan een paar mooie schoenen voor je halen!” Zo ging het altijd, vertelde deze vrouw. Problemen werden “opgelost” door spullen te gaan kopen. De boodschap die zij indirect van haar moeder kreeg, is dat er geen plek was voor haar neerslachtigheid.’
Hij dóét het erom!
En daar wordt het interessant. Want natuurlijk hebben alle ouders de goede bedoelingen om open te staan voor hun kind, ze het beste te geven en er voor ze te zijn. ‘Geen enkele ouder staat op met het idee dat kind vandaag eens even lekker op de huid te gaan zitten’, zoals Aarnoudse het verwoordt.
Of met het idee eens even flink voorbij te gaan aan het gevoel van hun kind, zoals in het voorbeeld hierboven. Maar blijkbaar is het moeilijk.
Blijkbaar zijn er zaken die die ontvankelijkheid en responsiviteit in de weg staan. En daarmee komen we aan bij die angsten en onzekerheden uit het begin van dit verhaal, die een goede hechting ondermijnen. Hoe sluipen die er toch in?
‘Een kind brengt iets bij een ouder teweeg,’ vertelt gezinstherapeut Berry Aarnoudse. ‘Zonder het door te hebben, of zonder dat je het wilt, spreken kinderen je eigen behoefte aan erkenning aan, aan waardering, niet afgewezen willen worden. Als een kind duidelijk iets dwarszit maar het wil er niet over praten, dan kan de vraag opkomen: doe ik het wel goed?
Die eigen behoeften, die maken het soms zo lastig om responsief en ontvankelijk te zijn. Om goed contact te houden met je kind, moet je die soms even opzij schuiven. Laten blijken dat je zijn worsteling gezien hebt, vertellen dat hij bij je terecht kan, en hem vervolgens zelf laten kiezen of en wanneer hij iets vertelt.’
De persoonlijke behoeften van ouders spelen in alle fases op. De lastige dreumes die ouders doet uitroepen: ‘Hij dóét het erom!’
Aarnoudse: ‘Echt, een eenjarige heeft nog geen idee. Dat een ouder het gevoel heeft gemanipuleerd te worden, zegt iets over de behoefte die de ouder heeft. Namelijk om een competente vader of moeder te zijn, die serieus genomen wordt in zijn opvoedpogingen.’
Aarnoudse had onlangs een gezin in behandeling waarin het goed ging zolang de kinderen nog gevoeglijk waren. ‘Maar wat is eigen aan opgroeiende kinderen: ze verstoren wat ouders in hun hoofd hebben. Dat gaat van “Ik wil niet eten” tot “Ik heb geen zin meer om om negen uur naar bed te gaan omdat jij dat zegt”.
Gaandeweg wordt er steeds meer van je gevraagd. En in dit gezin ontwikkelde zich een heel destructief patroon. Waarin de vader zich steeds meer tekort voelde schieten, en dat probeerde te compenseren door controle te houden over zijn kinderen.
Hij kon door zijn eigen gevoel van falen niet meer openstaan voor wat zijn kinderen gezien hun leeftijd nodig hadden: niet een vader die zei wat ze moesten doen, maar een vader die iets meer naast ze ging staan, ze hun gang liet gaan onder de woorden ‘Klop je bij me aan als het niet lukt?’
Inzicht in je eigen behoeften
Wat het er natuurlijk niet makkelijker op maakt, is dat kinderen een afwijking of stoornis kunnen hebben die het open en betrokken blijven weleens flink in de weg kunnen zitten. Een kind dat moeite heeft zijn impulsen te bedwingen of ernstig oppositioneel gedrag vertoont, kan zijn ouders af en toe tot wanhoop brengen.
Juist als kinderen opgroeien naar zelfstandigheid kan het flink botsen tussen de behoeften die ouders en kinderen hebben. Het is niet voor niets dat de puberteit altijd de moeilijkste fase wordt genoemd. ‘Alleen gaat dat niet zozeer over de kinderen,’ aldus Aarnoudse.
‘Vooral ook met de ouders gebeurt veel in deze fase. Als je veerkrachtig genoeg bent, dan kun je meegroeien met je kind in de puberteit, en ontvankelijk blijven voor wat je kinderen in deze turbulente levensfase nodig hebben.
Maar ben je als ouder zelf wat onveilig gehecht, of niet zo stabiel, dan bestaat het gevaar dat jouw angst of onzekerheid een goed contact in de weg staat. Angstige ouders worden vaak rigide.’
Verbonden zijn komt dan alleen maar verder buiten bereik – wie opgelucht het ouderlijk huis verliet zodra de mogelijkheid zich aandiende, zal dat herkennen.
Vaak dragen ouders hun eigen onvervulde behoeften op hun beurt ook al sinds hun kindertijd met zich mee. Dat maakt duidelijk hoe een goede of minder goede hechting van generatie op generatie kan doorwerken.
Hoe veilig gehecht je zélf was, bepaalt mede hoe responsief en ontvankelijk je op je eigen kind kunt reageren. Gelukkig toont meer en meer breinonderzoek aan dat dit soort negatieve patronen later in het leven weer ten goede valt te keren.
Ouders die op zoek gaan naar hun eigen behoeften, ontdekken al snel hoe die een goed contact met het kind kunnen dwarsbomen. Alleen het inzicht voorkomt al een groot deel van de mogelijke gezinsproblemen. Maar hoe ontdek je dat, dat het je eigen angst of onzekerheid is die maakt dat je boven op je kind gaat zitten?
‘Wat helpt is in plaats van je af te vragen “doe ik het wel goed voor mijn kind” jezelf af en toe eens de vraag te stellen: “Wat zijn mijn emotionele behoeften”,’ suggereert Aarnoudse.
‘Daarvoor moet je je kwetsbaar kunnen opstellen. En dan is een goede relatie met je partner belangrijk. Kun je vertellen dat je je afgewezen voelt als je kind je vragen negeert? Kun je de ander zeggen dat je alles zo graag voor je dochter regelt omdat dat je het gevoel geeft nodig te zijn?
Zo krijgen die gevoelens de ruimte en kun je er verantwoordelijkheid voor nemen. Hoe sterker je het gevoel hebt dat je partner er is voor jou, hoe beter ouderschap er is.’
Raak niet in paniek als het kind uit balans is
Daar knelt overigens ook meteen de schoen, want onze relaties staan onder druk. Voor alleenstaande ouders is het volgens de therapeuten dan ook van groot belang iemand te vinden die zó veilig voelt, dat ze de dingen waar ze tegenaan lopen op volwassen niveau kunnen delen.
In een gesprek tussen volwassenen kun je de ervaring opdoen dat je je zwaktes en twijfels kunt tonen zonder ergens bang voor te hoeven zijn. En daardoor is het voor zo’n ouder ook weer makkelijker om ervoor open te staan wanneer zijn of haar kind laat merken dat het ergens onzeker over is. En toe te laten dat het kind uit balans is, zonder daarvan zelf in paniek te raken, of zich ervoor af te sluiten.
Hetzelfde geldt in gezinnen waar een of meerdere kinderen kampen met een stoornis. Ouders die onderling goed verbonden zijn, worden daar veerkrachtiger van, en zijn daarmee ook beter in staat om om te gaan met ontwikkelingsproblemen.
Zo begon een moeder bij Aarnoudse in therapie in te zien dat ze zich in het gezin waar ze uit kwam altijd had moeten afvragen: doe ik het wel goed genoeg?
En dat haar 21-jarige dochter diezelfde angst nu bij haar losmaakte, omdat de dochter zo weinig aan haar vertelde. Toen ze haar eigen angst begon te herkennen, kon ze zich vanzelf weer makkelijker voor haar dochter openstellen – zonder haar dochter die geslotenheid te verwijten.
Om open en ontvankelijk te kunnen zijn, en de dingen niet op jezelf te betrekken, moet je dus ook in je eígen relaties een goede hechting hebben. In alles klinkt, kortom, het belang van hechting door.
Is dat een alarmbel die rinkelt, in deze tijden van drukte en verwarring? Misschien. Een warme, onthaastende gedachte is het ook. Bij elkaar kruipen en zorgen dat we het met elkaar kunnen delen – meer hebben we niet nodig.
5 adviezen voor ouders die problemen met hun kind hebben
1. Stel je erop in dat de behoeften van je kind veranderen.
Waar een kind in de ene fase wil dat je helpt problemen op te lossen, wil het een paar jaar later juist het vertrouwen dat hij of zij het zelf wel af kan. Psycholoog Jim Furrow: ‘Leer het verschil kennen tussen “Ik heb je nodig” en “Ik heb het nodig dat je me begrijpt”.’
2. Hecht aan familierituelen
Het zondagochtendontbijt, het jaarlijkse weekendje weg in de lente, pizzabakavond: ze laten je zien dat je ergens deel van bent, dat je waardevol bent, erbij hoort. Die verbondenheid kun je doelbewust vergroten door zomaar eens een ritueel in te voeren. Zaaidag, bijvoorbeeld.
3. Leun op een andere volwassene
Om een goede ouder voor je kind te zijn, is het belangrijk dat je met je frustraties, onzekerheden of vragen terecht kunt bij je partner of een vriend of vriendin. Zodat je dochter niet hoeft mee te denken over de vraag waarom je zo onzeker wordt van haar opbloeiende liefdesleven.
4. Werk aan je relatie
Om met je (volwassen) kind verbonden te zijn, is het belangrijk om samen verbonden te zijn. Praat bij ruzies niet over de inhoud (‘Lekker handig als je ook nog eens op mij gaat vitten als ik op de kinderen aan het vitten ben.’ ‘Nou, alsof dat gekat van jou de problemen oplost’), maar over de onderliggende behoeften: ‘Ik heb je steun nodig als de kinderen zo lastig zijn, want ik schiet dan eerder uit mijn slof.’
5. Werk aan jezelf
‘Gebruik de mogelijkheid die het hebben van kinderen brengt om zelf te groeien,’ zegt therapeut Furrow. Wat is het belangrijkste wat je van je kinderen kunt leren?
Scheefgetrokken relaties zijn van alle levensfasen
Twee veelvoorkomende kwesties:
‘Mijn dochter van 16 is tegenwoordig degene die bepaalt of we het ergens over hebben of niet. Ik ben in deze fase voor het eerst onzeker. Onze verbondenheid is ineens onvoorspelbaar geworden. Ik ben niet overal meer vanzelfsprekend voor nodig.’
Gezinstherapeut Berry Aarnoudse: ‘De verbondenheid tussen ouder en kind komt in deze fase op een andere manier tot uiting. Als je je stabiel en veilig genoeg voelt als ouder, kun je tegen jezelf zeggen: dit heeft niks met mij te maken, het heeft alles met de ontwikkeling van mijn kind te maken.
Het is heel natuurlijk om een eigen leven te leiden en je kunt zelfs blij voor haar zijn dat ze geleerd heeft dingen zelf op te lossen. Openstaan betekent niet: alles maar delen. Belangrijk puntje is dan wel om, als ze wél je hulp vraagt, nooit te zeggen: “Ik dacht dat je al zo volwassen was?” Want dat is dus niet responsief.’
‘Hoewel ik 43 ben en een eigen gezin heb, claimt mijn moeder me nog steeds. Ze maakt vaak opmerkingen als “De meeste mensen zien hun kleinkinderen wel wat vaker” of “Ik dacht dat je nou weleens een keertje zou bellen.”‘
Gezinstherapeut Berry Aarnoudse: ‘Wat we in het leven nodig hebben, is het gevoel iets te betekenen in de ogen van een ander. In latere levensfases krijgen veel mensen het gevoel van mindere betekenis te worden.
Toch moet het nooit zo zijn dat de behoefte van de óúders om waardering te krijgen, gezien te worden, erkenning te krijgen, moet worden ingelost door het kind.
Als je dat wilt aankaarten bij je ouders is het zaak het bij je eigen behoeften te houden en niet verwijtend te zijn, want dan is het voor de ander moeilijk om zich open te stellen. Dus niet: “Ik voel me geclaimd door jou” maar liever: “Ik heb iets meer ruimte nodig om mijn eigen tijd in te delen.”‘
Hechting, wat is dat ook alweer?
De Engelse psychiater John Bowlby ontwikkelde halverwege de vorige eeuw zijn hechtingstheorie. Een pasgeboren kind is volledig afhankelijk van zijn verzorgers, en heeft daarom een aangeboren behoefte om een hechte band met hen te ontwikkelen, stelde Bowlby.
Met het groeien kan het kind eerst met huilen en later in woorden duidelijk maken wat het van zijn ouders nodig heeft. Reageren de ouders daar consistent op, dan kan een kind zich veilig hechten.
Zijn de ouders niet beschikbaar, of reageren ze de ene keer vol liefde en de andere keer volledig afwijzend, dan ontstaat er een afwijkend hechtingspatroon. En dat heeft gevolgen.
Bijvoorbeeld voor de manier waarop een opgroeiend kind omgaat met het feit dat zijn vader of moeder hem af en toe alleen laat. Is een kind veilig gehecht, dan groeit het vertrouwen om in dat geval ook zelfstandig te spelen en ontdekken. Maar is het onveilig gehecht, dan levert een scheiding van de verzorgers zoveel stress op dat het ontdekken van de wereld geen optie is.
Bron: Peggy van der Lee voor psychologiemagazine.nl