Ivo Meiland schrijft:
Max Verstappen in een Opel Kadett…
Tijdens de eerste lockdown schreef ik een artikel over het begrip ‘leerachterstand’. Bij de sluiting van de scholen werd dit begrip volop gebezigd in (politieke) debatten. Om het woord achterstand te kunnen gebruiken, heb je een bredere context nodig. Waar lopen ze op achter? Ten opzichte van wat of wie? Is de achterstand een probleem van het kind - is hij er schuldig aan? - of van het schoolsysteem? Kun je vragen aan kinderen om dezelfde resultaten te halen, terwijl ze door een crisis op een geheel andere wijze onderwijs volgen? Kun je Max Verstappen in een Opel Kadett zetten en dan verwachten dat hij dezelfde rondetijden als met de Red Bull haalt? Wat denk je?
Laat ik het begrip leerachterstand eens op twee manieren duiden. Een manier die veel gebruikt wordt, is die waarbij gekeken wordt naar het verschil in leeropbrengst tussen een normaal onderwijsjaar en een onderwijsjaar met meerdere lockdownmaatregelen. In dat perspectief is er – uiteraard – een effect op de leercurve. Dat kun je onderzoeken en bewijzen. Het probleem achterstand komt in dit geval op de radar als we een gewenst leerresultaat verwachten. Waar moet een kind op welk moment van het jaar staan? Wanneer is er genoeg geleerd? Maar belangrijker nog: laten we het gewenste leerresultaat ongemoeid als de omstandigheden drastisch veranderen?
Een andere manier is wanneer je het woord leerachterstand in een breder perspectief plaatst. In dat geval kijk je niet alleen naar hoe het resultaat zou zijn geweest als de scholen opengebleven waren. Je kijkt dan ook naar wat een kind leert in deze nieuwe werkelijkheid. Je accepteert dan dat er door de lockdown minder resultaat geboekt is bij rekenen en taal, maar kijkt daarnaast naar het hele kind om te onderzoeken op welke terreinen er andere leerresultaten geboekt zijn.
Leerlingen konden in de Tweede Wereldoorlog lange tijd niet naar school. Liep zij een leerachterstand op? Zij misten immers twee jaar onderwijs. Het verschil met nu is echter dat de context meebewoog met de crisis. Kinderen kwamen allemaal thuis te zitten. Ze gingen niet op Teams, bogen zich niet over hun leerboeken en kregen geen bijles van hun ouders. Er was een nieuwe situatie en dus was school even geen agendapunt. Er was oog voor wat er nog wel kon. Er werd geleerd op andere fronten. Deze kinderen leerden omgaan met angst, hielpen ouders in het huishouden, gingen op zoek naar melk en eieren en plukten de dag. De context onderwijs kwam tot stilstand. Pijnlijk, maar het was even niet anders. Na twee jaar kwamen de kinderen terug naar school. Er werd niet gekeken hoe het reken- en taalniveau zich hadden doorontwikkeld. Er was vooral ruimte voor een terugblik op de moeilijke periode om van daaruit weer op te starten. De draad van de lange noodgedwongen lockdown werd opgepakt waar hij door de oorlog losgelaten moest worden. De boeken gingen open, op de bladzijdes waar ze noodgedwongen gesloten werden in de oorlogsjaren.
Het huidige onderwijssysteem kan die stilstand niet verdragen. Daardoor ontstaat een prestatiemaatschappij, waar iedereen inspanningen pleegt om de schade te beperken. Door die inspanningen ontstaan inderdaad leerachterstanden, maar deze worden vooral gecreëerd door sociale achterstanden. Het maakt namelijk nogal uit waar je bed staat en hoe diep de zakken van ouders zijn. Laptop kapot? Bestel maar een nieuwe bij bol.com. Of laptop kapot? Waar zit eigenlijk de voedselbank? Ouders keihard aan het werk om het hoofd boven water te houden? Of ouders zeer vermogend en in staat om een privé-juf in te vliegen voor vijf dagen per week?
Door de focus te blijven leggen op het curriculum, ontstaat er een pijnlijk neveneffect. De kinderen die voor de coronacrisis al moeilijk mee konden door hun sociale achtergrond, raken nog verder achterop. Bovendien neemt het zelfvertrouwen enorm af, omdat het kind gaat geloven dat het niet goed genoeg is. Het misbruik van de term leerachterstand is uiteindelijk slecht voor leraren en hun leerlingen. Zij hebben er, ieder vanuit het eigen perspectief, recht op dat wat wel geleerd kan worden onder de omstandigheden van een lockdown, goed genoeg is. Zowel leraren als leerlingen zullen er wel bij varen als ze niet meer op hun tenen hoeven te lopen, omdat er bereidheid is toe te geven dat je met een lockdown niet kunt en mag aankomen met exact hetzelfde curriculum. Want als we volhouden dat we hetzelfde resultaat moeten bereiken met minder onderwijs, dan is dat vergelijkbaar met aan Max Verstappen in een Opel Kadett te vragen de Grand Prix van Monaco te winnen. Laten we in dat kader afspreken dat leerlingen en hun leraren het recht hebben om tijdelijk minder gas te geven. Zodra het circuit weer opengaat kunnen we dan de balans opmaken. Een balans die niet is gebaseerd op wat we zonder lockdown gehaald zouden moeten hebben, maar een waarin we kijken naar wat we ondanks de lockdown samen wél bereikt hebben…